Gedichten


Op deze pagina staan mijn gedichten.
Vaak geschreven voor een speciale gelegenheid.

Ik ben zo vrij
De
brug, opnieuw
Wat wachten we?
Ruimteveer
Je jonge ik

Amstelhof (genomineerd voor duurzaamdichten.nl 2013)
De zanger
Ruik opnieuw
Patricia's ontwaken
Ambtenaar+1 (gepubliceerd in 'Onder ambtenaren, verhalen van verandering' Min. BZK 2013)
Ingelijste deuren
Maartje's zomer
Andersom
Notaris - triootje
Het spoor naar jou
160-er
Vildmarkshotellet
Watermuziek
De man van water
Kind-vader-grootvader


Ik ben zo vrij…
t.b.v. dodenherdenking, 4 mei 2019, Witte Kerkje, Odijk

Als vrede het einde is van oorlog,
is onvrede dan het begin ervan?

Als we vandaag de gevallenen herdenken,
staan we dan ook morgen op?

Als je alles mag zeggen,
mág je dan ook alles zeggen?

Als politici oorlogen maken,
wie maken dan de politici?

Als iemand een muur bouwt,
wie reikt dan de stenen aan?

Als je de allerhoogste eert,
mag je dan zelf voor god spelen?

Als ieder mens bang is voor de dood,
sta je dan elkaar naar het leven?

Als je de ander niet vertrouwt,
hoe betrouwbaar ben jij dan?

Als vrijheid een staat van zijn is,
kun je dan onvrij zijn?

Als vrede het einde is van oorlog,
is onvrede dan het begin ervan?

Als we vandaag de gevallenen herdenken,
staan we dan ook morgen op?

Ik ben zo vrij dit uit te spreken:
vrede en oorlog beginnen allebei,
in alle dagen van mij.


De brug, opnieuw
Pastiche op 'De moeder, de vrouw' van Martinus Nijhoff. Gebaseerd op de politici Samsom en Rutte. Zij werkten politiek samen, totdat er nieuwe parlementsverkiezingen kwamen. Toen dreven ze uiteen.

Ik ging naar IJburg om de brug te zien
Ik zag de brug opnieuw. Twee overzijden
die elkaar eerder schenen te mijden,
werden buren. Een jaar of vier

lagen ze samen in het gras, dronken thee,
het hoofd vol van akkoorden links en rechts -
Laat mij daar midden in die enigheid
een toon horen dat mijn oren klonken.

Het was de stembusstem. De kapitein aan dek
kwam met de stroom mee door de brug gevaren
Alleen aan dek, het roer beroerd

En wat hij zong hoorde ik dat beloften waren
O, dacht ik, o, dat daar de trekker vaart
Kies mij, zong hij, mijn hand zal u bewaren.

26.9.2016

Wat wachten we?
inzending voor de gedichtenwedstrijd van VondelCS op het thema 'Met zingen is de liefde begonnen, januari 2015.
De laatste regels zijn een knipoog naar de (vermeende) eerste regels in de Midden-Nederlandse taal.


Tuur trillend rond
baken je biotoop
wieg je wieken
hof je houding
fladder je flirt
daag je deerne.

En zing! zing! zing!
van jij en wij
van zoet en zaad
van samen amen.

Alle vogels wonen,
wat wachten we?


Ruimteveer
Dit gedicht was mijn inzending voor de gedichtenwedstrijd bij gelegenheid van de opening van Turfmarkt 147 Den Haag, het dan grootste kantoorgebouw van Nederland. Het complex werd door ZKH Koning Willem Alexander geopend op 17 oktober 2013.


Als een raket rijs ik,
de kaasstolp uiteen spattend,
naar nieuwe sferen.
Ik, toren hoog van recht,
keer het binnenste buiten.

Outer space kantel ik
en surf op mijn iPad,
te midden van glinstersplinters,
zachtjes zwaaiend omlaag,
land op veen en krakeel.

Dan wijken m’n ijzeren spijlen
voor dienstbare dienders, die
meedoemensen manen tot meer.
Mijn huid omhuift de ruimte,
laad me met je leven.


Je jonge ik
Dit gedicht schreef ik bij het pensioenafscheid van Hans Wilmink als rijksambtenaar, april 2013. Het is gemaakt in de zo eigen versvorm van mijn inspirator en zijn oudere broer Willem.


De dag is daar, zo gaat dat Hans

Nu even nog de lauwerkrans

Dan ben je vrij

Een speech, een glas, een schouderklop

Jij boft toch maar het zit er op

Het werk voorbij


Terwijl je baas je volop looft

Keer de tijd zich in je hoofd

Een ogenblik

Zie je een vent van dertig jaar

De blonde zon nog in het haar

Je jonge ik


Dan kijk je terug vanaf de zee

Tot helemaal aan Enschede

En vraagt verwaaid

Wáár ben ik tussen droom en daad

Doorheen de jaren toch het maat-

pak ingenaaid?


Een leven bleef je wonderbaar

Een meer dan kundig ambtenaar

Maar haal hem in

De jonge vent die je ook bent

En ongetwijfeld nog herkent

En herbegin


Java, Mokum, Zwolle, ’s-Gravenhage

Hans die is nu losgeslagen


Amstelhof
Een ode aan de moestuin 'Amstelhof' in Amsterdam-watergraafsmeer. Opgedragen aan alle moestuinen en moestuiniers in Nederland.Dit gedicht werd genomineerd door www.duurzaamdichten.nl als prijswinnaar 2013.


Oh Amstelhof

Ik tuit mijn lof

over die hof van heden
Die vreugde teelt
uit menseneelt
en kromgebogen leden

De koude stokt
de lente lokt
de holen uitgekropen!
De tuinder waait
de tuinder zaait
z’n hoofd en handen open

De zomer bol
de manden vol
met groente en met vruchten
Het zweet zingt luid
het lichaam uit
in wolkenloze luchten

De herfst begint
zie ze in wind
en weer de stelen rapen
De aarde geeft
al wat ie heeft
om daarna te gaan slapen

De winter leit
het zwart tapijt
onder een witte deken
De tuinder wacht
tot alle pracht
weer open zal gaan breken

Zo draait ie rond
Van grond naar mond
De cirkel van het leven
De zaaier bot
zijn eigen god
het zaad tot vrucht verheven

Dus zing de lof
van Amstelhof
waar mensen met hun handen
met harteklop
en riek en schop
de hemel laten landen


De zanger
Mijn inzending voor de nationale gedichtenwedstrijd 2012. Geïnspireerd op de vocal group waarin ik toen zong.
Geschreven bij gelegenheid van de laatste repetitie vóór de zomerpauze 2012.  

Zangers rijgen noten.
Stomme bollen die
voor even tot leven
komen.
Klank vult de ruimte
en bindt de blik
van zielsgenoten
bijeen.

Lippen lozen lyriek
in een cadans die optilt,
zinnen zin geeft.
Lucht vult de ruimte,
een trilling daalt
neer op het lijf,
als een geest die
streelt.

In het oneinde
tussen kaal en kabaal
is de zanger
in woorden
en akkoorden
voor even
de onbevangen vogel
van zijn eigen natuur.


Ruik opnieuw
Mijn inzending voor Gedichtendag 2012 op het thema duurzame planeet aarde.

Ruik opnieuw

met je naïeve neus

de geur van gras


Voel weer echt

met je bevroren vel

de zoete zomerzon


Luister goed

met je oor in de knoop

naar het lied in het lover


En kijk eens helder

met je blinde blik

in het rond, in het rond


Dan geef ik jou

-handen open, ogen dicht-

reuk en tast terug

horen en zien terug

de aarde terug


Nooit meer laten vallen!


Patricia's ontwaken
Bij het afscheid van een collega, maart 2010

De ochtend onschuldig

de hakken gekanteld

de jurk die nog wacht

de mond een streep


Rusteloos ontwaken

alleen koffie en kranten

die hun kop houden

nieuwsradio, dat mag


Dan: de lippen gestift

de voeten gepunt

de deur open

de mond aan


De mond die

ook die dag

niet meer

van zwijgen

zal weten.


Ambtenaar + 1
Geschreven bij gelegenheid van het afscheid van collega-rijksambtenaar Ron Lemmers, februari 2011. We hebben wel wat gemeen. De titel verwijst naar de al wat oudere ambtenaar die inmiddels aan een leesbril toe is. Het gedicht is in maart 2013 opgenomen in de publicatie 'Onder ambtenaren' uitgegeven door de ministeries van Veiligheid/Justitie en Binnenlandse Zaken
.

In Haagse torens,
waar gedachten
oplossen in koffie en papier,
rader ik mee tussen tanden
en vliegwielen.

Zo omvat door jaren
van zijn en niet zijn
mijn eigen bolster
zich allengs als een cocon
om de pit binnenin.

Ooit, eerder
vond ik met blote ogen
dromen tussen woorden
en een oneindig hopen.

Maar nu zie ik er schaduwen,
gemaakte waarheden,
met de houdbaarheid
van een krant.

Ik sluit mijn hoofd,
glimlach om het gesponnen web,
en fladder in het wit
tussen woorden en draden
m'n eigen vrije vlinder.


Ingelijste deuren
Mijn bijdrage aan de poëziewedstrijd van Meulenhoffs Dagkalender 2011 op het thema 'Dierbare bezittingen'.

Haar wereld een kamer
inspecteert ze nog eens  
de foto’s aan de wand:
ingelijste deuren
naar een verleden tijd

Het kinderkabaal

tot stilte manend

is ze weer even moeder

in de schaduw van het

ongrijpbaar voorbije


Maartje’s zomer
Geschreven voor een collega die met zwangerschapsverlof ging, zomer 2009


De tijd leegt je hoofd
En vult je buik
Zwarte letters versmelten
In kopergeel
Wat niet bestond krijgt houvast
Wat ver was komt dichtbij
Langzaam voelen je zinnen aarde
Kom maar, nieuwe wereld.


Andersom
Geschreven in 2008 ter gelegenheid van een verzoek bij mijn werk om een gedicht te schrijven op het thema ‘Andersom’, vanwege de andere koers die het ministerie met ‘Duidelijk VROM’ ging varen. BR betekent bestuursraad, het hoogste ambtelijke besluitvormende orgaan op een ministerie.

“Als de kudde keert, loopt de manke olifant voorop” (gezegde)

Het vliegen zit in Hollanders
beweeg je niet dan sta je stil
altijd wil ie weer wat anders
met z’n aardappels of z’n bril

De BR had ook iets schranders
“We moeten allen andersom,
ga met ons als medestanders
voor een duidelijker VROM!”

De kudde keek, van plattelanders
zijn ambtenaren troubadours
van milieu of medelanders
maar niet van weer een wisselkoers

Maar, ondanks de tegenstanders
draaide hij, de karavaan
een horde sjokt, als middenstanders,
toch liever achter leiders aan

In zaaltjes leest men nu elkanders
plannen hoe dat alles anders moet
en de NV Koffiebranders
schenkt grijnzend nog wat suikergoed


Notaris - triootje
Geschreven ter gelegenheid van het notarisbezoek van Marjanne en mij om de huwelijkse voorwaarden te regelen, januari 2008

In een statig pand
schrijft een papieren tijger
ons op onze kosten
haar wetten voor.

Onnavolgbaar proza:
als maal mits maal tenzij
maal behalve,
gedeeld door twee.

€ 1835 bezwering.
Wilt u meteen pinnen?
Geld geldt.


Het spoor naar jou

Je fiets bij de deur, een belofte
Licht op 1 hoog, een baken
Laarsjes in de hal, shhhh
Het potje thee, warm nog
Lingerie over de leuning, bijna
Het zachte bed, de verlossing


160-er
Voor wie het niet weet, een 160-er is een gedichtje waar precies 160 letters en leestekens in voorkomen, niet meer en niet minder.

Met honderdzestig door de bocht.
Plankgas naar z’n vijf. Dan:
remmen, gieren, gaan.
Angst, zweet & rubber.
De bocht weer uit.
Het rechte stuk.
Afkoelen.
Te gek!


Vildmarkshotellet
Geschreven tijdens een vluchtelingenconferentie, in Zweden in het 'Vildmarkshotellet' (Wildsporenhotel), ergens in 2000.

Temidden van eeuwige natuur
bevecht het dier dat mens heet
zijn territoir van lichaam en geest.
Een gorilla kijkt, en eet, en lacht
meewarig naar mensapen die
woorden brullen,
de waarheid begraven en
nerveus weer terugzoeken,
als een kostbaar bot.

De waarheid, een kluit
vol beten en aarde.
Getuigen van pijn
en verzoening.


Watermuziek
Dit gedicht heb ik geschreven voor Walter Palm, Curacao’s dichter en collega, naar aanleiding van zijn dichtbundel Avondmuziek.
Ik heb geprobeerd in dit gedicht zijn leven te (be)vatten.

Het kind omvat het strand
Eiland als universum
Ritme van eb en vloed
Zinderend en loom

Op golven reist de man
Naar nieuwe vreemde verten
Bulderende branding
Weemoed die weent

De dichter keert weer
Stromen van komen en gaan
Een nooit voltooide symfonie
Met het water aan de lippen


De man van water
Dit gedicht heb ik in 1996 geschreven voor Fuad Hussein, toen directeur van Vluchtelingen-Organisaties Nederland (VON).
Het vertelt het verhaal van een bijzondere man die een tweede thuis in Nederland vond. We zijn elkaar daarna uit het oog verloren.
In 2018 hoorde ik ineens op de radio dat hij is toegetreden tot het Iraakse kabinet, als minister van Financiën.

Zie de man
Hij draagt water naar de zee
Een wilde klaterstroom zoekt zijn weg
Naar beneden
De bergen kijken neer en zien
Opnieuw een eeuwig verhaal

Kronkelend met wild kabaal
Stort hij zich naar beneden
Opspattend schuim
Puntige rotsen buigen, worden glad
Water is vuur.

Zie, hij klauwt naar de kanten
En klauwt, en klauwt…
En glijdt…
Glijdt van het ronde graniet,
Sterk als staal en koud als vorst.

Verder nog, hulpeloos, meedogenloos
Naar wat niet weet
Breder water, rustiger stroom
Verder en verder
Licht wordt donker
Donker wordt licht

Eindelijk eindigt de lange reis
In het vlakke land van
Water en lucht
Puntige toren en klokken en kruizen
Begroeten de machtige stroom,
Machtig en breed,
En traag.

Een siddering aan het oppervlak:
Hij is er, hij die vuur brengt
Vuur uit de bergen
Die schuim is
En miljoenen klare druppels.

Hier is hij:
De man die water dragen kan
Water naar de zee.


Kind – vader – grootvader
Opgedragen aan mijn vader en moeder. Ik heb willen beschrijven dat je drie keer geboren wordt: als kind, bij het zien van je kind en bij het zien van je kind dat je kind ziet. Mijn eigen zoon was toen 4 jaar oud
.

Ik ben eenmaal geboren
Van onder een tafel kijk ik op
En verken, zingend, mijn wereld.
Onbewust en ongedeerd
Alles is zoals het is.
Een wereld zo werkelijk
Als oude flarden foto’s en
Een enkele herinnering,
Van hoe ik bestond
Zonder echt te zijn.

Ik ben tweemaal geboren.
Ik kijk omlaag en zie mezelf:
Wiebelbenen en grijphanden
Mengen fantasie en werkelijkheid.
Zoveel later ben ik echt
En beleef het begin,
Ongeremd en ongeschonden;
De vervulling van een
Nooit beseft verlangen.

Mijn kind is geen kind meer
Als hij dan eindelijk
Zijn eerste leven leeft,
Zijn wil geen grenzen kent,
Zijn wereld een tafel is.
Ik kruip in zijn ogen,
Zoek het weerloze wil,
Speel met hem
Die speelt die speelt,
En word opnieuw geboren.

Liedteksten en gedichten